oorlogservaringen Groam Gerrit

J.G. (Gerrit) Kemper vertelt over zijn oorlogservaringen van 1940-1945

Gerrit Kemper, beter bekend als Groam Gerrit, deed in 1993 zijn verhaal naar aanleiding van een verzoek van  Wendy Schoot Uiterkamp, die voor haar opleiding een scriptie wilde maken over de Tweede Wereldoorlog. Gerrit heeft zich bereid verklaard om hieraan mee te werken en vertelt over zijn oorlogservaringen gedurende de Tweede Wereldoorlog.

 

Oorlogsjaren 1940 1945.

Het begon in september 1939, toen wilde Hitler het Poolse Danzig hebben. Toen moest ik een week onder dienst, omdat ik ingedeeld was bij de grenswacht, dat was de IJssellinie. Zonder bloedvergieten heeft Hitler s morgens voor 8 uur Danzig ingenomen. Maar Hitler wilde nog veel meer hebben: Nederland, België, Frankrijk enzovoort. Hij wilde een machtig Duits Rijk en in april 1939 moest het hele leger onder de wapenen komen. Ik kreeg een expresbrief van Naatje Veldkamp, nu  mevrouw Runneboom in Hellendoorn. Maar in augustus heeft Chamberlain Duitsland de oorlog verklaard. Toen was Amerika (Engeland) in staat van oorlog met Duitsland. Maar Nederland was neutraal. Zo ging het maar door, je mocht elke week een dag naar huis. Omdat ik achter de IJssel lag kon ik nog wel een keer vaker naar huis. Ik had twee uur werk om naar mijn kwartier te fietsen. Met een uur stond ik in Wijhe aan het pont. En zo ging het maar door. Tot vrijdag 10 mei 1940, de kapitein kwam ons vertellen: ‘U mag de kazemat niet verlaten, de grensoverschrijding heeft plaatsgehad.” Het was oorlog! Wij zaten met 11 man in de kazemat. Veehandelaren stonden op de dijk met een wagen vol vee voor de markt in Zwolle. Ze konden niet verder omdat de bruggen met dynamiet opgeblazen waren. Zaterdag 11 mei moesten wij al terugtrekken, de Duitsers waren al over de IJssel. De ene granaat naar de andere kwam bij ons In het bouwland terecht. Vrachtwagens werden door het leger in beslag genomen en werd ons hele bataljon naar Zeist vervoerd. Tussen Zeist en Amersfoort kwamen we in een kazerne te liggen. Een soldaat huilde, miljoenen Joden zijn in de gaskamer vergast.

Tweede Pinksterdag, 12 mei 1940. Wij moesten steeds paraat blijven. In de lucht konden wij zien hoe ze enkele vliegtuigen neerhaalden met afweergeschut. Wij hebben twee keer klaar gestaan om naar het front te gaan, het werd weer afgelast. Maandag 13 mei, ‘s avonds naar de Grebbelinie. Het was vreselijk oorlogsgeweld. Ik kan het niet beschrijven. U kunt het nog dagelijks zien op televisie. Dinsdag 14 mei, weer teruggetrokken naar Zegveld. ‘s Avonds werd gezegd: ‘capitulatie’. Er stond een schildwacht op post. Ik was even naar een winkeltje geweest. Ik kwam weer terug, het was donker, hij zei: ‘wachtwoord’, dat was ‘schaapskooi’; ik wist het, anders had hij mij doodgeschoten. Zaterdag 25 mei kunnen wij vertrekken naar huis. Het pont bij Wijhe was stuk, de lucht in gevlogen. Wij werden met een bootje overgezet. Amerika was de Tommy en Duitsland was de mof. Het duurde niet lang of alles was op de bon. Hein Nij Bijvank handelde in bonnen, zwarte handel, die hebben ze op een avond gepikt, meegenomen, we hebben er nooit meer iets van gehoord, dat werd streng gestraft.

Oorlogsjaren 1940-1945

Ik kan er wel een boek van schrijven. De dag dat wij bevrijd zijn was maandag 9 april. ‘s Zondagmorgens kwamen twee Duitsers met een grote wagen op de deel. Ze zijn daar de hele dag geweest. ‘s Maandagsmorgens kwam er een groep met afweergeschut achter de berg. Zij dachten dat ze van Nijverdal kwamen en ze kwamen van Nieuw Heeten. Wel 30 tanks kwamen bij ons door het weiland. Ze kwamen bij ons in huis en zetten de kast vol geweren. Wij zijn gevlucht bij mijn broer in de kelder. Wij zaten met 28 man in de kelder en 5 man zaten nog in de schuilkelder voor op ‘n Kamp. De kogels vlogen bij ons om het huis. Toen ze moesten terugtrekken dachten wij, nu zullen ze ons huis wel in brand steken. Het ging goed. In Haarle brandde veel af, wel 5 tot 6 boerderijen en de molen.

Familie Kemper

 

Aanvulling op het verhaal van J.G. (Gerrit) Kemper (Groam Gerrit) geschreven aan het eind van de oorlog.

Op 8 april 1945 zat bijgaande stof (zie afbeelding) om het veren beddegoed, toen mijn vader het beddegoed op de kruiwagen van ons huis naar de boerderij van oom Antoon (Kemper) bracht. Wij als gezin G. Kemper moesten het huis uit (adres C85) omdat de Duitsers wilden inkwartieren. Op 9 april 1945 zaten we mudjevol in de kelder van de boerderij van oom Antoon. Ik (Ida) werd toen 4 jaar. Ook in de houten schuilkelder op ’n Kaamp onder de appelbomen zaten familieleden en de hulp van oom Antoon (Riek van Rutgers, Riek van ’t Erve). De ijzeren spijlen voor het kelderraam werden weggezaagd voor een vluchtroute bij onheil, bijvoorbeeld brand. Tussen beide boerderijen door reden de Canadese tanks, komend vanuit het westen, richting het oosten. Haarle werd bevrijd. Ome Dorus (Groam Dorus) zat ook in de kelder. Op zijn buik liggend, de kelderdeur en buitendeur op een kier, en zwaaiend met een witte zakdoek.

Ida Kemper