Oorlogsherinneringen van Diny Spoolder-Overhein

Mevrouw Diene Spoolder-Overhein heeft haar herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog op papier gezet.

Zij heeft dit speciaal gedaan voor haar kleinkinderen Cyril en Manon, die toen op basisschool Op Weg zaten. Ze hadden toen een project die over oorlog en bevrijding ging. Diene heeft dit handgeschreven verhaal in hun klas voorgedragen. Het origineel met persoonsbewijzen en distributie kaarten zijn gearchiveerd in het Meester Weijkamp archief van de Stichting Marke Haarle.

 

De jaren 30

‘Om te beginnen met de jaren 30. De grote armoede die er heerste In de jaren 30. Heel veel vaders hadden geen werk meer. Bijna nergens was werk te krijgen, dus ze hadden ook geen geld. Voor die mensen werd de werkverschaffing ingesteld. Werken aan de wegen, de bossen, het spoor. Ook kregen ze elke week een doos met levensmiddelen van het goedkoper soort en dat noemden ze dan steuntrekkers, mensen leefden van de steun die ze kregen. Wij waren boerenmensen, dus zo erg was het bij ons niet, Omdat een boer nog van alles zelf heeft. Een paar koeien, varkens en kippen, maar ook dat viel niet mee, daar die beesten ook moesten vreten en dat ook betaald moesten worden van die paar centen die je beurde voor melk en eieren en het land moest bemest worden. Ik herinner me nog dat wij op school elke morgen moesten bidden voor die vaders die geen werk meer hadden en die moeders, die voor hun kinderen het nodige niet meer hadden om ze te voeden en te kleden. Zelf gingen wij ook altijd met dezelfde kleren naar de school. Als die niet meer mooi waren, naaide mijn moeder van een paar lapjes weer een andere jurk en de oude werd thuis afgedragen totdat die helemaal versleten was. Er was heel weinig brandstof voor de harde winters van toen, het vaak vaak veel kou lijden. Op school was het hetzelfde en de meesters waren zo streng. Al heel vroeg moest ik thuis helpen ook boodschappen doen in Raalte. Ik weet nog dat mijn schoenen mij zo knelden. Maar ik moest ze toch dragen omdat er geen geld was. Er was geen radio en televisie, we hadden een weekkrant bij ons thuis, het Raalter krantje van Veldhuis. Een dagblad konden ze niet betalen. Op de fiets moest je een belastingplaatje hebben, die kosten een rijksdaalder. Dat was toen een heleboel geld. Het was toen hard werken en bijna niks verdienen, ook weet ik nog, dat ik elke donderdag van mijn moeder naar Raalte moest met zo’n papier, en dan moest ik een kwartje betalen, daar kreeg je een stempel voor en dan deden zij er een stempel bij.  Dat was dan dus twee kwartjes, waar je later dan kleren voor kon kopen. Daar moest je soms uren voor in de rij staan.

 

De mobilisatie

Op een goede dag toen ik weer eens naar Raalte ging hoorde ik van alle kanten dat de mobilisatie was afgeroepen. Dat was in september 1939. Ik besefte nog niet goed wat dat betekende op mijn 14e jaar. Thuis vertelde ik dat….., ‘wat…..?’ zegt mijn vader. Hij wist wel wat het was. Hij had dat al eerder meegemaakt In de oorlog van 1914-1918. Hij vond het erg. Een paar uur later kregen ze al bericht. Alle paarden werden gevorderd. Alle jongens moesten met spoed onder dienst. Ze werden vervoerd per wagon, per trein, soms hingen ze er nog buiten aan, want dat moest vlug gebeuren. Men vreesde oorlog daar ‘de mof’ overal binnenviel. De Balkanlanden, Polen en zelfs Rusland, die had nog net een oorlog achter de rug met Finland, wat Finland heeft gewonnen. Holland was wel neutraal, Hitler had wel beloofd dat Nederland geen last zou hebben, maar men vertrouwde het niet meer. Wat de mobilisatie meebracht was het hamsteren. Mensen haastten zich naar de winkels, om boodschappen in te slaan, men vreesde schaarste. Maar ook nu weer, mensen met de dikste portemonnees konden het meeste kopen. Men kocht koffie, thee, meel, havermout, zout, suiker, boter, zeep, groene zeep, petroleum, lucifers. Dingen die konden duren, men probeerde van alles een voorraadje te krijgen en dat was moeilijk, Omdat er zo weinig geld was. Nu scheelde het wel dat wij boeren waren. Melk had je van de koeien en eieren van de kippen en groenten uit de tuin. Mijn vader zei altijd, ‘ boer laten verhongeren en een vis verzuipen, dat gaat niet’. Een poosje later werd toch van alles al wel een beetje duurder of schaarser. Als je een beetje bij was, dan kon je toen met handel wel wat bijverdienen, het vee werd duurder.

 

Duitsland valt Nederland binnen

Op 10 mei 1940, heel vroeg in de morgen, werden wij wakker van verschrikkelijk veel vliegtuigen. De lucht was er vol van. Af en toe een grote dreun. Nederland was in oorlog. Het leger liet de bruggen springen, in de hoop om de Duitsers tot staan te brengen. Tegen de middag kwamen de voertuigen over de Almeloseweg, vrachtwagens, motoren, tanks, allemaal Duitse soldaten gingen richting Raalte. De bruggen waren eraf, maar toen gingen ze over de spoorbrug en zo verder. Overal bleven Duitse soldaten achter, maar men gunde ze geen blik waardig. Ook was alles verraden door de NSB-ers. Men moest erg voorzichtig zijn, want men wist niet wie NSB-er was. Bij de Grebbeberg bij Rhenen hebben onze soldaten ook ontzettend gevochten en zijn veel doden gevallen bij de verdediging van ons land. Vijf dagen hebben ze het volgehouden, daarna kwam de capitulatie. In België hebben ze het nog langer volgehouden en koning Leopold was aanvoerder, maar ook die moesten het opgeven. Het Duitse rijk was zo groot en machtig, daar was niet tegen te vechten. Koningin Wilhelmina wist nog maar net op het nippertje te vluchten naar Engeland en ook prins Bernhard met zijn gezin zijn ontkomen, die zijn naar Ottawa in Canada gegaan. Prinses Margriet is daar nog geboren. Vele steden werden gebombardeerd. Hitler zijn bedoeling was om vanuit Nederland in Engeland te bezetten, maar dat werd hem onmogelijk gemaakt. Londen is nog wel gebombardeerd. Een soldaat uit Mariënheem is gesneuveld, een zekere Holtmaat. Na de capitulatie werd het een beetje rustig. Nederland werd bezet gebied onder Seys Inquart. Een poos later is het lichaam van de soldaat opgegraven en toen in Mariënheem opnieuw begraven. Al gauw mocht je geen radio meer luisteren, maar die er een had deed dat nog wel stiekem en luisterde naar radio Oranje. Vanuit Engeland werd ons volk moed ingesproken door Wilhelmina. Die mensen werden nog op de hoogte gehouden en die vertelden het dan verder. De kranten schreven allemaal leugens. Duistland won op alle fronten stond op de aanplakbiljetten. Maar niemand geloofde dat, behalve de NSB-ers. Al gauw kwam dat men ‘s avonds en ‘s nachts moest verduisteren voor Engelse vliegtuigen die overvlogen en soms bombardeerden. Een poos later moest iedereen een identiteitsbewijs hebben met duimafdruk.

Toen kwamen er stamkaarten en op elke stamkaart kon men broodkaarten krijgen, met bonnen voor alle levensmiddelen. Elke maand of twee maanden moesten er nieuwe broodkaarten worden gehaald. Dan moest men soms uren wachten op het distributiekantoor, daar we boeren waren had men niet alle bonnen nodig onder andere voor boter, suiker en cacao. Men verkocht die dan, om er iets anders voor te kopen onder andere een stukje textiel, garen om zelf dingen te breien, fietsbanden of petroleum, een soort ruilhandel. Natuurlijk mocht dat niet, maar men moest toch leven. Van alles kon men maar een beetje meer kopen of soms helemaal niets. De Duitsers begonnen al wreder te worden. De Joden moesten verplicht een ster op de jas hebben. Weer een poos later haalde de politie op hoger bevel sommige Joden uit hun huis en brachten ze naar de trein. Niet allemaal tegelijk. Men begon zich wel wat af te vragen, maar niemand had een vermoeden wat er zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. Het kwam niet in je op. Al gauw werden heel veel andere mannen opgeroepen om verplicht in Duitsland te gaan werken. Velen doken onder. Met geluidswagens gingen ze door de straten en werden ze bijeen gedreven, die dan bang waren. Vandaar werden ze overal tewerkgesteld, onder andere loopgraven maken, werken voor de Todt, het verzet groeide bent. Ook kreeg je steeds meer die nachtelijke bombardementen op Duitsland en ook wel in Nederland en vooral waar Duitsers waren. Er gebeurde van alles, men voelde zich steeds onveiliger. Je was bang voor de Wehrmacht,  Landmacht en de ergste waren de SD-ers, de Groenen. Die hielden razzia’s, pakten de jongens op en voerden ze weg en als ze vluchtten schoten zij ze dood. Intussen namen de bombardementen toe. Bij goed weer kon het zijn dat ze ‘s morgens al om een uur of 10 in 3 lagen dik naar Duitsland vlogen, vergezeld van jagers, die ze moesten beschermen tegen het afweergeschut van de Duitsers, wat op heel veel plaatsen was opgesteld. Ze vlogen heel hoog, maar het was een verschrikkelijke gedreun en dat hield heel lang aan. Het waren er ontzettend veel en die waren al van Engeland gekomen en beladen met bommen. Een uur of anderhalf uur later kon men hier de bommen horen vallen, die ze in Duitsland afwierpen. Op de terugweg naar Engeland schuilde het meeste gevaar voor ons, want de Duitse jagers achtervolgden hen en schoten op de bommenwerpers. Verscheidenen zijn naar beneden gehaald. Sommigen vielen zo diep In de grond dat ze er helemaal niet weer zijn uitgehaald.

 

Hier nam het smokkelen toe. Zwart-handelaren waren overal, die profiteerden en maakten dik geld. Duitsland haalde hier alles weg, vrachtwagens en treinen vol goederen werden afgevoerd naar Duitsland, terwijl hier alsmaar minder was te krijgen. Langzamerhand kreeg men ook beschietingen op dat vervoer. De Engelsen samen met het verzet. Ook mensen die ze hadden opgepakt werden in veewagens gedropt en weggevoerd. Soms zaten er wel een 70 wagens achter zo’n locomotief. Er werden controleurs aangesteld die de boeren in de gaten hielden. De razzia’s namen toe. Overal werden zomaar jongens opgepakt en weggevoerd naar Duitsland. Allang hadden zij zich verplicht moeten melden, maar velen deden dat niet, vandaar die razzia’s. Die werden uitgevoerd door de SD-ers, van de Sicherheitsdienst, die huisden in de pastorie te Raalte. Meer acties van de Engelsen kwamen. Duitse doelen werden bestookt, spoorlijnen, treinen, schepen en ook de Douma fabriek in Raalte. Ook Mariënheem werd gebombardeerd. Ook is dat op een zondag gebeurd, toen alle mensen in de kerk zaten. Het was een trein met evacués uit Limburg, vele gewonden waren er, tot tweemaal toe kwamen zij ze beschieten, dit was een vergis van de Engels. Daarna was er altijd bij een boer op de deel de Heilige Mis. Na de mis moesten de mensen zich direct verspreiden. Heel vaak kwamen er vliegtuigen om te schieten of bommen te gooien. Er is een keer een vader verongelukt, die zijn negende kind die was geboren moest aangeven bij het gemeentehuis. De vlieger was ook dood, hij had te laag gevlogen bij het schieten. Hij raakte een boom, waar die vader zich achter verschuilde. Op een woensdag werden alle vrouwen die er waren bijeen gedreven en werden ze allemaal gefouilleerd. Na uren wachten mochten ze toch weer naar huis.

 

Eindelijk in juni 1944 landden de geallieerden in Normandië aan de Franse kust. Dat heeft onnoemelijk veel soldaten het leven gekost. Twee maanden later hadden ze het zuiden van ons land bevrijd. Men leefde tussen hoop en spanning. Bij Arnhem konden ze niet verder. De tegenstand was te groot. Toen kwam die hongerwinter. Alles raakte op. Ook hebben de Duitsers toen de V1 en de V2 geplaatst. Men richtte op Engeland en Antwerpen. Maar veelal ging het mis en gingen die raketten aan het zwerven en kwam het zomaar ergens terecht. Dat was heel angstig. Men kon horen als het afschieten mis ging. Langzamerhand raakten de wegen vol met mensen op zoek naar voedsel bij de boeren. ‘s Nachts sliepen ze vaak in het hooi. Als ze dan een paar dagen eten hadden verzameld ging het weer terug op de fiets of kinderwagens en dan moesten ze afwachten of de Duitsers het hun niet afnamen. Ook verruilden ze hun spulletjes voor een klein beetje eten. Mensen die werden weggevoerd met de trein sprongen, als ze de kans kregen, er ‘s nachts wel eens uit. De winkels raakten leeg, alles werd weggevoerd. Er kwamen steeds meer onderduikers. Die moesten ook eten, maar die hadden geen broodkaarten. En wie moesten ze vertrouwen? Ze werden wel eens aangebracht. Dat deden de mensen vaak uit angst. Het verzet pleegde wel eens overvallen op postkantoren en distributiekantoren, om broodkaarten te bemachtigen. Het ondergrondse verzet nam toe. Men mocht ‘s avonds na 8 uur niet meer buiten komen, lang moest men alles verduisteren, nu werd het nog strenger. Nergens brandde licht buiten, het werd ook veel te gevaarlijk ook vanwege vliegtuigen. Als ze ergens licht zagen schoten ze of ze gooiden bommen, omdat ze meenden dat daar Duitsers waren. Er was ook een vrolijke Frans, zo noemde ze die vlieger, iemand van het verzet, die op eigen houtje de spoorlijn of andere doelen bombardeerde of beschoot. In die dagen kregen wij bij ons thuis een onderduiker, die was gevlucht uit het kamp. Er stond wel de doodstraf op. De wegen werden steeds drukker met hongerende mensen. Bij de boeren raakte ook alles op. De laatste maanden van de oorlog werd bij ons elke week clandestien een koe geslacht In de schuur. Mijn vader kocht dan een koe van de boeren, die werd zaterdag geslacht en ‘s zondags in de brik of tentwagen werd dat vlees rondgebracht, zodat het net leek of ze naar de kerk gingen. Mariënheem werd weer eens gebombardeerd onder de Heilige Mis. Nadien was de mis altijd bij een boer op de deel. De kinderen gingen bij een boer naar school. In de school lagen immers allemaal Duitse soldaten. Bij Arnhem werd er soms hevig geschoten, dat was hier te horen. Men kreeg dan weer moed en hoopte dat ze door zouden zetten om ons eindelijk te bevrijden. Maar een paar dagen later was het weer stil. Soms kwamen er ‘s nachts vliegtuigen om wapens te droppen voor het verzet. Levensgevaarlijk! Vaak gooiden ze eerst lichtkogels om te zien of ze wel op de goede plek waren. Dat is een prachtig gezicht. Duitsers plaatsten de V1 en de V2, ze vuurden maar raak, vaak ging het mis en dan vielen ze maar zo ergens neer. In die toestand van overal gevaar, werden de mensen angstig. Vele bommenwerpers werden op de terugtocht onder vuur genomen door de Duitsers. Heel veel zijn en neergestort. Soms konden de vliegers zich redden met de parachute. Maar als de Duitsers dat zagen, werden ze nog vaak gevangen genomen. Ook lukte het hun wel eens om weg te komen en onder te duiken.

Winkels waren ook helemaal leeg. En alle dagen maar weer uitzien naar bevrijding. Toen op een gegeven moment plaatsten de Duitsers allemaal kanonnen dicht bij ons huis. De Canadezen waren weer aangevallen. Ik geloof dat ze bij Winterswijk waren begonnen. Richting verder Nederland in. De Duitsers schoten recht over ons huis richting Nijverdal. Men hoorde de kanonnen overal bulderen. Gelukkig was het eind in zicht want alles pakten de vluchtende Duitsers je af. Zij namen maar zo bezit van je huis en maakten loopgraven om er zich de verschuilen. Intussen rukten de Canadezen op. Sommige Mensen konden de Engelse zender ontvangen en stiekem naar radio Oranje luisteren. Men zei ‘Hitler is schilder maar hij krijgt er Oranje niet onder’.

 

De bevrijding

De Canadezen maakten vorderingen. Op de mooie morgen van 10 april, hoorden wij de tanks aan komen rollen. De Duitsers lieten op de Almeloseweg veel boom vallen en gaten in de weg maken met dynamiet, maar de tanks konden er wel door. Ze gingen bij het café Kokkies Da richting Luttenberg. Daar verderop in Linderte schoten ze nog een huis in brand waar allemaal Duitsers in zaten, die moesten zich toen overgeven. We waren net op weg om hen te begroeten en toen lieten wij ons vallen en wachtten af. Een poos later zijn we maar weer naar huis gegaan, het was nog te gevaarlijk. Maar we moesten en zouden de Canadezen zien. Diezelfde middag gingen we naar Luttenberg om ze daar te ontmoeten, er waren er nog een paar, toen doorgefietst naar Hellendoorn. En ja hoor, daar hadden ze rust, wij blij met onze bevrijders. Wij meenden dat de we waren bevrijd, maar er wachtte ons nog een angstige nacht. Weer thuis aangekomen begonnen de Duitsers vanuit de watertoren in Raalte alle boerderijen in brand te schieten. Gelukkig is ons huis en nog anderen blijven staan, ook al vanwege het pannendak. De hele nacht bleef het maar kogels regenen op de pannen en rond het huis. Tegen de morgen werd het rustig, de Duitsers waren gevlucht. Raalte konden ze heel makkelijk innemen, er is niet meer gevochten. Zo trokken de Canadezen verder om heel Nederland te bevrijden. Wat waren de mensen blij. De Canadezen die hier waren gebleven begonnen te zuiveren. Zo hier en daar zaten nog Duitsers die waren weggekropen. Met vlammenwerpers gingen ze door de bossen en dan moesten de Duitsers zich wel overgeven. De wegen lagen bezaaid met allerlei militaire dingen en heel veel patronen en lege hulzen. Ook heel veel die niet waren ontploft. Overal lagen bommen, zomaar langs de wegen en benzinetanks uit de vliegtuigen. Het was een grote chaos. Zo ongeveer een half jaar hielden de Canadezen het hier bezet. Toen leefde men wel in een roes, vele avonden was het feest en optocht. Uit dankbaarheid kwamen er processies bij de kerk. Het Rode Kruis kon het niet af. Blikken biscuit en eipoeder werden er uitgedeeld omdat de mensen weer op krachten konden komen. Heel veel mensen die waren ondergedoken kwamen weer tevoorschijn. En de NSB-ers gingen de bajes in. Het Rode Kruis zocht naar vermisten. Er was ontzettend veel kapot. Langzaam kwam er weer van alles wat. Maar de mensen waren nog heel arm. Alles bleef nog op de bon, nog wel ruim een jaar lang. Nadien bleef alles nog heel lang schaars. Men begon noodwoningen te zetten, die inmiddels allemaal weer zijn verdwenen. Huizen waren nog nergens te krijgen, men trok maar bij elkaar in. De lonen waren zo ongeveer 25 gulden in de week, als men werk had ten minste. Maar toch heeft Nederland het gered.’

Mevrouw Diny Spoolder-Overhein

 

Distributiekaart en persoonsbewijs van Antoon Spoolder, de echtgenoot van Dine Spoolder-Overhein.